Aderverkalking of atherosclerose is een ziekte van de grote en middelgrote slagaders. Ten gevolge van atherosclerose ontstaan in de loop van vele jaren langzaam maar zeker vernauwingen in deze bloedvaten door de afzetting van vetachtige stoffen in de vaatwand. Deze “plaques” zoals men ze noemt gaan later verkalken. Vandaar de naam aderverkalking. Atherosclerose begint met het binnendringen van bepaalde witte bloedcellen, de monocyten, in de binnenbekleding van de slagaderlijke vaatwand. Deze monocyten veranderen vervolgens in cellen die vetdruppeltjes kunnen opslaan, de schuimcellen. Deze schuimcellen nemen in aantal sterk toe en tillen de binnenwand van de slagader op. Daardoor ontstaan microscopisch kleine scheurtjes in deze binnenwand. De schuimcellen en andere structuren van de vaatwand komen zo in contact met de bloedstroom en op de scheurtjes kunnen zich bloedplaatjes nestelen. Uit deze bloedplaatjes en uit de monocyten komen stoffen vrij die er voor zorgen dat spiercellen de binnenwand binnendringen. De spiercellen kunnen bindweefsel produceren en net als de monocyten vet opslaan. Zo ontstaan atheromen (de “kalk”): verdikte plekken in de vaatwand die bestaan uit een kaasachtige substantie van met vet gevulde schuimcellen en gladde spiercellen bedekt door een laagje bindweefsel.
Symptomen
- Een langzaam toenemende vernauwing van slagaders door afzetting van vetachtige stoffen in de vaatwand
- Pijn en/of kramp in de benen
- Pijn en/of kramp op de borst bij inspanning
Wat is het?
Aderverkalking of atherosclerose is een ziekte van de grote en middelgrote slagaders. Ten gevolge van atherosclerose ontstaan in de loop van vele jaren langzaam maar zeker vernauwingen in deze bloedvaten door de afzetting van vetachtige stoffen in de vaatwand. Deze “plaques” zoals men ze noemt gaan later verkalken. Vandaar de naam aderverkalking. Atherosclerose begint met het binnendringen van bepaalde witte bloedcellen, de monocyten, in de binnenbekleding van de vaatwand. Deze monocyten kunnen vetdroppeltjes opslaan, en worden zo tot schuimcellen. Deze nemen in aantal sterk toe en tillen de binnenwand van de slagader op. Daardoor ontstaan kleine scheurtjes in deze binnenwand. Daarop kunnen zich bloedplaatjes nestelen. Daarbij komen stoffen vrij die bijdragen aan een verdere verlittekening van de binnenwand van de slagader. Zo ontstaan atheromen: verdikte plekken in de vaatwand die bestaan uit een kaasachtige substantie van met vet gevulde schuimcellen, kalk en gladde spiercellen bedekt door een laagje bindweefsel. Naarmate de atheromen in omvang toenemen raakt de slagader steeds verder vernauwd. Op Zo’n atheroom kan een stolsel ontstaan dat plots de vaatwand afsluit (trombose). Ook kan het atheroom losraken van de vaatwand en met de bloedstroom mee verderop een slagader verstoppen (embolie). Bijna iedereen zal vroeger of later te maken krijgen met een bepaalde mate van atherosclerose. Lang niet altijd zal dit echter gepaard gaan met klachten. Deze ontstaan pas als door de vernauwing of verstopping de bloed- en zuurstofvoorziening in gevaar komt.