Wordt het genetisch effect op depressie beïnvloed door jeugdtrauma? Psychiater i.o. Wouter Peyrot onderzocht dit met gegevens van grote Nederlandse en internationale studies. Hij vond dat zowel jeugdtrauma als genen het risico op een depressie verhogen, maar hij vond geen aanwijzingen dat het genetisch effect beïnvloed wordt door jeugdtrauma. Met dit onderzoek promoveert hij op vrijdag 20 januari bij VUmc. Ongeveer 15 procent van de Nederlanders maakt in zijn of haar leven een depressieve stoornis door. Daarmee is depressie de meest voorkomende psychiatrische stoornis met een hoge lijdensdruk. Het is bekend dat zowel genen als jeugdtrauma het risico op depressie verhogen, maar het is onduidelijk of beide een onafhankelijk effect hebben (‘1+1=2’), of dat de genetische effecten vergroot worden door jeugdtrauma (‘1+1=3’). Vergroten genetisch effect door jeugdtrauma onwaarschijnlijk Wouter Peyrot maakte voor zijn onderzoek gebruik van gegevens van grote Nederlandse en internationale studies. Hij vond dat jeugdtrauma het effect van het serotonine-gen op depressie niet vergrootte in 3.323 proefpersonen afkomstig uit de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA) en het Nederlands Tweelingen Register (NTR). Vervolgens onderzocht hij het effect van alle genen tezamen, samengevat in genetische risicoscores. In eerste instantie bekeek hij 1.975 deelnemers aan NESDA en vond hij dat jeugdtrauma het genetische effect op depressie vergrootte (‘1+1=3’). Maar in een vervolgonderzoek onder 5.765 deelnemers van het Psychiatric Genomics Consortium (PGC) kon hij dit effect niet bevestigen. Concluderend laat het onderzoek van Wouter Peyrot zien dat het onwaarschijnlijk is dat jeugdtrauma het gezamenlijk effect van alle genen op depressie vergroot, maar het is niet uitgesloten dat jeugdtrauma het effect van enkele individuele genen op depressie wel vergroot. In een onafhankelijk onderzoeksproject binnen zijn promotie, onderzocht Wouter Peyrot de verwachte gevolgen van partnergelijkenis (‘assortative mating’). Recent grootschalig onderzoek heeft namelijk laten zien dat partners op elkaar lijken wat betreft hun kwetsbaarheid voor psychiatrische stoornissen, maar de gevolgen hiervan zijn niet bepaald. Wouter Peyrot gebruikte genetische modellen en vond dat de gevolgen voor de erfelijkheid waarschijnlijk beperkt zijn (maximaal verwachte toename 5 procent). De gevolgen voor het vóórkomen zouden echter aanzienlijk kunnen zijn, met name voor zeldzame aandoeningen met een hoge erfelijkheid zoals autisme. Wouter Peyrot schatte dat het vóórkomen van autisme met maximaal 50 procent zou kunnen toenemen door partnergelijkenis in de ouders. Deze resultaten laten eens en te meer zien dat kinderen van ouders met een psychiatrische stoornis extra aandacht behoeven, zeker als beide ouders zijn aangedaan.
Bron: VUmc