Toch blijken de beide groepen landen een gemeenschappelijke sterfteoorzaak te hebben: voeding. In de ontwikkelingslanden sterft men door een gebrek aan voedsel, in de rijke landen vindt dit in toenemende mate plaats door een teveel aan voeding. De getallen spreken voor zich: er zijn bijna 200 miljoen kinderen die ondervoed zijn. Het aantal mensen in het westen dat te zwaar is, is vijf keer zo groot: één miljard.
Een derde van deze groep verkeert zelfs in levensgevaar. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) noemt dit verschijnsel in een rapport “bizar en shockerend”. De boodschap naar de te zware mensen is niet nieuw: meer bewegen, minder eten. De boodschap voor de arme landen is moeilijker te verwoorden. De rekensom is echter snel gemaakt: wanneer één miljard westerlingen minder gaan eten, kunnen wellicht de 200 miljoen ondervoede kinderen daarvan profiteren. Of zou dat te eenvoudig zijn?