• Home
  • Nieuws
    • Dagnieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • Wat heb ik?
    • Overzicht van ziektebeelden
    • Medisch nieuws
    • Leefstijl en gezondheid
      • Voeding
      • Bewegen
      • BMI Meter
      • Slaap
      • Vrije tijd en werk
      • Huis
      • Relatie en kinderen
      • Alcohol
      • Stress
      • Seks en soa’s
      • Eetstoornissen
      • Roken
      • Drugs
  • Symptoomchecks
  • Bijsluiters
    • Medicijnen
      • In het medicijnkastje
      • Medicijnen uit de apotheek
      • Gebruik en bijwerkingen
      • Medicijnen en kinderen
      • Medicijnen op reis
    • Alle bijsluiters op een rij
  • Naar de huisarts
    • Naar de huisarts
    • Checklist
    • Meest gestelde vragen in de huisartsenpraktijk
    • Doorverwijzing naar de specialist
  • Op reis
    • Vaccinaties
    • Checklist voor op reis
    • Medicijnen op reis
  • feb
    14
    2018

    Gezondheidseffecten van asbest : Huidige en toekomstige omvang in Nederland

    Wereldwijd worden jaarlijks naar schatting 125 miljoen mensen blootgesteld aan asbest op de werkplek. Jaarlijks sterven wereldwijd ruim 107.000 mensen aan asbestgerelateerde ziekten zoals buikvlies- of borstvlieskanker (mesothelioom), longkanker en stoflongen (asbestose). Hoewel het sinds 1993 in Nederland verboden is om asbest te verwerken of in voorraad te houden, staan mensen er nog steeds aan bloot. Dat komt onder andere doordat het asbest dat in het verleden is gebruikt, nog steeds aanwezig is, bijvoorbeeld in oude gebouwen. Blootstelling aan asbestvezels kunnen we onderverdelen in werkgerelateerde blootstelling en blootstelling via de omgeving. Het RIVM heeft voor Nederland vier mogelijke toekomstscenario’s berekend voor het aantal mensen dat mesothelioom en asbestlongkanker kan krijgen. De piek in het aantal mensen dat mesothelioom krijgt, ligt achter ons. In totaal zullen er in de periode 2017-2050 nog zo’n 9.000 tot 12.200 nieuwe gevallen bijkomen. Het nog te verwachten aantal nieuwe gevallen van werkgerelateerde asbestlongkanker wordt voor de periode 2017-2050, afhankelijk van het scenario, geschat op 5.300 tot 10.200. De gezondheidseffecten van asbestblootstelling zijn bijna 25 jaar na het verbod op asbest nog steeds zichtbaar. Tot 2050 zullen in Nederland in totaal nog zo’n 15.800 personen gediagnosticeerd worden met een van de asbestziekten en hieraan overlijden.

    Bron: RIVM

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    12
    2018

    Gentherapie succesvol bij behandeling hemofilie B

    Gentherapie kan veilig en effectief worden toegepast bij patiënten met hemofilie B; gebruik kostbare stollingsmiddelen kan worden teruggedrongen Onderzoekers van onder andere Erasmus MC hebben patiënten met hemofilie B, een erfelijke bloedingsziekte, succesvol behandeld met gentherapie. Deze patiënten hoeven zich na de gentherapie niet meer 2 tot 3 keer per week te prikken met (kostbare) stollingsmiddelen. De onderzoekers presenteerden hun bevindingen deze week tijdens het jaarlijkse congres van de American Society of Hematology in Atlanta en in het gezaghebbende tijdschrift Blood. Hemofilie B is een erfelijke bloedingsziekte die wordt veroorzaakt door het ontbreken van stollingsfactor IX (negen) in het bloed. Hierdoor hebben ernstig aangedane patiënten spontane bloedingen, meestal in gewrichten en spieren, die uiteindelijk leiden tot gewrichtsschade en ernstige invaliditeit. De huidige behandeling bestaat uit het regelmatig toedienen van stollingsfactoren. Hiermee wordt het aantal bloedingen verminderd, maar kunnen bloedingen nog steeds optreden. Deze behandeling is een grote belasting voor de patiënt, die zichzelf levenslang 2-3 keer per week moet prikken om de stollingsfactoren toe te dienen, en bovendien zeer kostbaar, ongeveer 200.000 euro per jaar per patiënt. In een Europese studie geleid door prof.dr Frank Leebeek van de afdeling Hematologie van het Erasmus MC is aangetoond dat gentherapie bij patiënten met ernstige hemofilie B leidt tot verhoging van stollingsfactor IX in het bloed en dat daarmee een sterke vermindering van het aantal bloedingen kan worden bereikt. In de succesvolle studie werden 6 van de in totaal 10 patiënten behandeld in de hemofiliebehandelcentra in Nederland van het Erasmus MC, UMCG, AMC en het UMCU. Gentherapie vindt plaats door gebruik te maken van een aangepast en niet-ziekmakend virus waarin het factor IX gen is ingebouwd. In de studie zijn twee verschillende doseringen van een AAV-5 virus-FIX gen product (vector), ontwikkeld door uniQure Biopharma (Amsterdam), toegediend via een kortdurende éénmalige infusie van 30 minuten bij 10 patiënten met hemofilie B. Het virus gaat via de bloedbaan naar de lever, brengt het factor IX gen in de levercellen, waar het factor IX vervolgens wordt aangemaakt. Bij alle patiënten was na de gentherapie factor IX meetbaar in het bloed (gemiddeld 4,8% bij de lage dosis en 7,2% bij de hoge dosis). Hierdoor traden 90% minder spontane bloedingen op. Van de negen patiënten die zichzelf tevoren regelmatig stollingsfactor toedienden, konden acht hiermee stoppen na de gentherapie. De meeste patiënten hebben in de laatste 9 maanden geen bloedingen meer gehad. Door de gentherapie is een totale kostenbesparing aan stollingsfactoren bereikt van ongeveer 2.000.000 euro per jaar. Bijwerkingen waren minimaal en bestonden uit milde en tijdelijke leverfunctietest afwijkingen. Sommige patiënten zijn inmiddels ruim twee jaar na behandeling met stabiele en doorgaande expressie van factor IX.

    Bron: EUR

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    11
    2018

    Lichtgevende stoffen sneller beschikbaar bij kankerchirurgie

    Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Centre for Human Drug Research (CHDR) zijn een unieke samenwerking aangegaan om fluorescerende stoffen sneller beschikbaar te maken voor chirurgen. Het LUMC en het CHDR gaan dat traject vanaf 1 januari versnellen door het test- en productieproces zoveel mogelijk op dezelfde plek te laten plaatsvinden. Het gerenommeerde Amerikaanse National Institute of Health moedigt deze opzet aan met een subsidie van ruim 3,1 miljoen euro, waarvan 800.000 euro bedoeld is om 2 nieuwe veelbelovende stoffen te onderzoeken. v.l.n.r.: Rob Valentijn, Taryn March, Alexander Vahrmeijer, Koos Burggraaf en Anton Terwisscha van ScheltingaFluorescerende stoffen die specifieke organen of weefsels op laten lichten tijdens een operatie maken het leven van een chirurg een stuk makkelijker. Kankercellen die licht geven, zijn bijvoorbeeld veel beter zichtbaar en daardoor nauwkeuriger te verwijderen. Het nadeel van deze stoffen is dat het lang duurt om ze te ontwikkelen en goed te testen. Bovendien gebeurt dat vaak op verschillende plekken door verschillende partijen en dat kost tijd. De vernieuwende opzet van het LUMC en het CHDR moet daar verandering in brengen. Stel, er wordt een nieuwe veelbelovende lichtgevende stof ontdekt. Deze kan direct in het LUMC geproduceerd worden, omdat het hiervoor een speciale vergunning heeft. Dit gebeurt door dr. Rob Valentijn, dr. Taryn March en dr. Anton Terwisscha van Scheltinga van de afdeling klinische Farmacie en Toxicologie. De productie vindt bovendien plaats onder zogeheten good manufacuring practice-condities. Dit houdt in dat de stof onder goed gecontroleerde omstandigheden wordt geproduceerd. Vervolgens wordt de stof uitvoerig op bijwerkingen getest. Is het productieproces klaar, dan kan de stof door naar het CHDR, op steenworp afstand van het LUMC. Het CHDR zorgt ervoor dat de stof onder strikte richtlijnen – good clinical practice (GCP) – voor de eerste maal aan mensen wordt gegeven. Dit kunnen zowel vrijwilligers als patiënten zijn. Dr. Alexander Vahrmeijer, oncologisch chirurg in het LUMC en hoofd van de Image Guided Surgery-groep van de afdeling Heelkunde: “Aan het slot van het proces worden de stoffen in patiënten onderzocht waarbij de precieze klinische toepassing wordt vastgesteld. Dit gebeurt in het LUMC ook onder GCP-condities. Doordat we alle stappen binnen een kleine straal uitvoeren en nergens vertraging oplopen, kunnen we een stof veel sneller beschikbaar maken. Overigens heeft deze unieke integratie van gemotiveerd personeel, kennis en diensten geleid tot een aanzienlijk aantal publicaties en is er ook veel belangstelling van de farmaceutische industrie.” Dr. Vahrmeijer en prof. Koos Burggraaf van het CHDR gaan samen met het bedrijf Curadel, een spin-off van de Harvard University, de nieuwe opzet direct testen met behulp van de verkregen subsidie. De 2 stoffen die met dat geld worden onderzocht, zijn ontwikkeld om darm- en alvleesklierkanker, lymfeklieren en urineleiders goed zichtbaar te maken. Curadel levert als onderdeel van de subsidie voor deze studies ook meerdere nieuwe camera’s aan, die de lichtgevende stoffen nog beter kunnen zien.

    Bron: LUMC

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    11
    2018

    Nieuwe techniek vergroot aanbod donorlongen

    Erasmus MC verwacht stijging longtransplantaties. Met een nieuwe doorbloedingsmachine kunnen longen die eigenlijk ongeschikt waren voor transplantatie alsnog worden gebruikt in een donatieprocedure. Hiermee verwacht het Erasmus MC jaarlijks 35% meer patiënten die op de wachtlijst voor longtransplantaties staan, te kunnen helpen. In Nederland wachten ongeveer 170 mensen op nieuwe longen. Er komen jaarlijks onvoldoende longen beschikbaar na een orgaandonatie, en in veel gevallen zijn de longen niet geschikt voor donatie. Patiënten komen op de wachtlijst te overlijden omdat ze niet op tijd nieuwe longen kunnen krijgen. Door het toepassen van een nieuwe doorbloedingsmachine, waarbij gedoneerde longen na uitname worden gespoeld en van zuurstof worden voorzien, verwacht Erasmus MC het aantal longtransplantaties met 35% te kunnen verhogen. De techniek is niet nieuw en wordt bijvoorbeeld in het UMCG sinds 2015 met succes toegepast. Longarts Rogier Hoek: “Wij verwachten dat donorlongen die in eerste instantie ongeschikt waren voor donatie, in ongeveer 75% van de gevallen alsnog te gebruiken zijn. Daarmee zijn we er nog niet, omdat er veel méér vraag is naar donorlongen, maar het is zeker een stap in de goede richting.” Met de techniek, de zogenaamde Ex Vivo Long Perfusie (EVLP) worden longen die te slecht zijn voor donatie buiten het lichaam verbeterd en alsnog geschikt gemaakt voor longtransplantatie.

    Bron: EUR

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    10
    2018

    Kans op trombose bij kankerpatiënt voorspellen

    Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) hopen een test te kunnen ontwikkelen die aangeeft of een kankerpatiënt baat heeft bij bloedverdunners. Hiervoor kijken ze naar de genen van de patiënt. De wetenschappers ontdekten namelijk genen die actiever zijn bij darmkankerpatiënten mét trombose dan bij darmkankerpatiënten zónder trombose. Henri Versteeg en Betül ÜnlüKankerpatiënten hebben een verhoogde kans op trombose, maar lang niet iedere kankerpatiënt krijgt hier last van. LUMC-onderzoekers keken daarom of aan de hand van de genen die actief zijn in de tumorcellen voorspeld kan worden of iemand te maken krijgt met gevaarlijke bloedstolsels. Ze vonden ongeveer dertig genen die een ander activiteitenpatroon laten zien bij patiënten met darmkanker die trombose ontwikkelden dan bij darmkankerpatiënten zonder trombose. Praktisch doel van het onderzoek is een test ontwikkelen die voorspelt welke kankerpatiënt bloedverdunners moet gebruiken om het risico op trombose te verminderen. “We hopen twee of drie genen te ontdekken die zo sterk samenhangen met trombose dat we ze kunnen gebruiken voor zo’n test. We hebben daar al een aantal kandidaten voor gevonden”, vertelt Henri Versteeg, hoogleraar op de afdeling Trombose en hemostase. “Trombose is de tweede doodsoorzaak bij kankerpatiënten, maar de modellen die we nu hebben om te voorspellen wie de grootste risico’s lopen, werken niet goed.” “Veel van de genen die we nu gevonden hebben zijn betrokken bij ontstekingsreacties. Mogelijk spelen ontstekingsprocessen dus een rol bij het ontstaan van trombose”, vertelt Betül Ünlü, onderzoekster op de afdeling Trombose en hemostase. “We hebben nu gekeken in weefsel van mensen die een operatie ondergingen vanwege darmkanker. Met een laser konden we uit dit weefsel de kankercellen selecteren. Hierin hebben we vervolgens het mRNA geanalyseerd, waaraan je kunt aflezen hoe actief de verschillende genen zijn in het tumorweefsel.” Uiteindelijk hopen de onderzoekers processen te vinden die ook in het bloed meetbaar zijn. “Bloed is veel makkelijker af te nemen dan een stukje tumor en een bloedtest zou daarom ideaal zijn.” Versteeg: “Dit was een zogenaamde proof-of-principle-studie. Wij zijn de eersten die laten zien dat je aan de hand van genactiviteit kunt voorspellen of er trombose ontstaat. Deze bevinding moeten we nog wel in grotere patiëntengroepen bevestigd zien.” Bekend is dat niet elke vorm van kanker de kans op trombose even sterk vergroot. Dat is bij darmkanker wel het geval, en bij longkanker, hersentumoren en alvleesklierkanker is dat nog sterker. “Zeker een kwart van de patiënten met alvleesklierkanker krijgt te maken krijgt met trombose. Daarom willen we ook bij deze vorm van kanker gaan kijken of we genen kunnen vinden die de kans erop voorspellen. Ik verwacht dat we voor een groot deel andere genen vinden, maar waarschijnlijk is er wel een gedeeltelijke overlap.”

    Bron: LUMC

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    10
    2018

    Strijden voor een wereld zonder astma

    Bijna iedereen kent wel iemand met astma. Een internationaal onderzoeksconsortium voor astmapreventie onder leiding van LUMC-wetenschapper Hermelijn Smits gaat de komende jaren op zoek naar manieren om deze longziekte de wereld uit te helpen. Ze zoeken de oplossing bij de commensalen: ‘goede’ micro-organismen die leven in en op ons lichaam. Hermelijn Smits“De afgelopen vijftig tot zeventig jaar is het aantal kinderen met een allergische aandoening, waaronder astma, alarmerend toegenomen. Inmiddels heeft ongeveer een op de tien schoolgaande kinderen in Nederland deze longziekte”, legt Smits uit. Dat is een probleem, want astma heeft een grote impact op je leven en vergroot de kans op andere longproblemen op latere leeftijd. Met het onderzoeksconsortium ‘A World Without Asthma (AWWA)’ wil Smits hier iets aan doen. Het consortium is het eerste onderzoek dat start binnen Longfonds | Accelerate: een vernieuwend en resultaatgericht internationaal samenwerkingsprogramma van het Longfonds. Om de oplossing te vinden gaat Smits terug naar wat waarschijnlijk een belangrijke oorzaak van de ziekte is: onze moderne levensstijl. “Uit onderzoek weten we dat kinderen die opgroeien op een boerderij veel minder last hebben van allergieën en astma dan kinderen die opgroeien in de stad.” Waarschijnlijk heeft dat te maken met een grotere groep commensalen: ‘goede’ micro-organismen die rondzwerven in een landelijke omgeving. “Hoe meer verschillende commensalen in je omgeving, hoe beter je afweersysteem wordt opgevoed. Het leert niet te heftig te reageren op onschuldige stoffen uit de omgeving”, legt Smits. Eén manier om de populatie van commensalen in je lichaam te laten bloeien of het contact hiermee te vergroten, is door onbewerkte, natuurlijke voeding. Dat is precies wat het consortium gaat proberen. De komende jaren zullen ze bij 2700 peuters testen of het drinken van zo min mogelijk bewerkte boerderijmelk astma kan voorkomen. “We vergelijken kinderen die gewone melk drinken met kinderen die de ‘boerderijmelk’ drinken. In deze vrijwel onbewerkte melk zitten nog veel immuuncomplexen, vet- en suikerketens die goed zijn voor de darmflora en het afweersysteem van de peuter”, aldus Smits. Maar het consortium denkt verder dan alleen boerderijmelk. “Als het zo simpel was om astma de wereld uit te helpen, dan had iemand dat natuurlijk al bedacht en gedaan”, aldus Smits. “We verwachten dat door de boerderijmelk het aantal kinderen met astma 10 procent afneemt. Maar we realiseren dat er meerdere manieren zijn waarop commensalen ons beschermen tegen astma.” Daarom zoekt Smits, samen met Pieter Hiemstra van de afdeling Longziekten en Ron Hokke van de afdeling Parasitologie en de internationale partners, naar aanvullende strategieën. Zo denken ze aan het afremmen van afweersysteem en versterken van de longen door toediening van moleculen afkomstig uit boerderijstof of van parasitaire wormen. En zoekt zij samen met Marcel Reinders en Erik van den Akker van het Leiden Computational Biology Center naar manieren om op basis van genexpressie-patronen te kunnen voorspellen welke kinderen onvoldoende baat hebben bij de boerderijmelk en in aanmerking komen voor een aanvullende strategie. Op initiatief en onder regie van het Longfonds worden binnen Longfonds | Accelerate de krachten gebundeld van vooraanstaande onderzoekers van academische topinstituten, artsen, longpatiënten en maatschappelijke partners. Met het idee om door intensieve samenwerking en kennisdeling een versnelde medische doorbraak mogelijk te maken. Vanuit Longfonds | Accelerate krijgt AWWA de komende twee jaar 2 miljoen euro. Het Longfonds zet zich in om nog eens 4 miljoen voor de jaren daarna bijeen te brengen.

    Bron: LUMC

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    09
    2018

    Kosteneffectiviteit van een screeningsprogramma naar chronische Q-koorts

    In Nederland was tussen 2007 en 2010 een grote epidemie van Q- koorts. Bij ongeveer twee op de 100 patiënten die Q-koorts hebben doorgemaakt blijft de bacterie in het lichaam aanwezig. Dit kan na maanden of jaren een ernstige ziekte veroorzaken, namelijk chronische Q-koorts. Chronische Q-koorts komt vooral voor bij mensen met specifieke hart- en vaataandoeningen of met een verzwakt immuunsysteem. Als het op tijd wordt opgemerkt, kunnen deze personen worden behandeld met een antibioticakuur die ten minste anderhalf jaar moet duren. Diverse maatschappelijke groepen hebben gevraagd om een bevolkingsonderzoek op te zetten zodat mensen op tijd kunnen worden opgespoord en behandeld vóórdat ze chronisch ziek worden. Het RIVM heeft onderzocht of een dergelijk bevolkingsonderzoek kosteneffectief is. Dat is het geval voor de genoemde risicogroepen (mensen met een specifieke hart- of vaataandoening of een verzwakt immuunsysteem) die in een gebied wonen waar tijdens de epidemie Q-koorts voorkwam. Het screenen van ouderen of volwassenen zonder risicofactor voor chronische Q-koorts is niet kosteneffectief. In dit onderzoek is gekeken wat het kost en oplevert om chronische Q- koorts op te sporen bij verschillende groepen mensen. Bij dit soort analyses wordt gerekend met de eenheid ‘levensjaar in goede gezondheid’, meestal aangeduid met de Engelse afkorting ‘QALY’ (Quality-Adjusted Life Year). Met deze maat kan het effect van verschillende behandelingen of preventieve ingrepen met elkaar worden vergeleken. In de berekeningen wordt gekeken naar kosten (zoals die voor het onderzoek zelf en voor behandeling) en baten (zoals gezondheidswinst, minder mensen met ernstige complicaties en benodigde behandelingen). Het eindresultaat is het aantal euro’s dat het kost om één QALY te winnen. Dit wordt vervolgens afgewogen tegen een bedrag tot aan waar het programma als kosteneffectief wordt gezien. Een screening om patiënten vroegtijdig op te sporen, kan ook nadelen hebben. Zo kan onterecht de diagnose chronische Q-koorts worden gesteld. Ook kan het soms onduidelijk zijn of het zinvol is om een behandeling te starten of niet. Verder kan het, behalve veel onrust, voor lichamelijke schadelijke effecten zorgen, zoals bijwerkingen van langdurig gebruik van antibiotica.

    Bron: RIVM

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    09
    2018

    Beperkte armfunctie door zenuwletsel bij geboorte beïnvloedt levenskeuzes

    Kinderen die bij de geboorte zenuwschade oplopen en daardoor hun arm niet goed kunnen bewegen, kunnen hier hun hele leven consequenties van ondervinden. Het beïnvloedt bijvoorbeeld hun studiekeuze en werk, maar vermindert hun kwaliteit van leven over het algemeen niet. Dat concludeert kinderfysiotherapeut Menno van der Holst uit een studie onder ruim 500 patiënten, waarop hij 20 december promoveerde. “In het LUMC behandelen we al heel lang kinderen en volwassenen met een verminderde armfunctie door zenuwschade die tijdens de geboorte ontstaat, maar we wisten niet precies wat de impact was van het letsel op het leven van de patiënt”, aldus Van der Holst. Dit plexus brachialis-geboorteletsel, ook Erbse parese genoemd, ontstaat door een beschadiging van het zenuwvlechtwerk dat de arm aanstuurt. Dit kan gebeuren doordat het kind tijdens de geboorte met de schouder blijft haken achter het schaambeen van de moeder. De zenuwschade kan leiden tot blijvend verminderde functie van de arm. Soms herstelt de armfunctie vanzelf, maar als dat niet gebeurt, heeft het gevolgen voor de patiënt en zijn omgeving, schrijft Van der Holst in zijn proefschrift. Net na de geboorte legt het letsel een last op de ouders. “Uit vragenlijsten blijkt dat ouders van kinderen met rechtszijdig letsel zich meer zorgen maken dan ouders van kinderen met letsel aan de linkerkant. Dat is logisch, omdat de maatschappij is ingericht op rechtshandigen.” Overigens zag de kinderfysiotherapeut dit verschil niet terug bij volwassen patiënten: daar had de zijde van het letsel geen invloed op de impact op het leven. “Dat komt waarschijnlijk doordat kinderen met letsel aan de rechterarm automatisch linkshandig worden als de rechterarm niet goed functioneert.” Wel zag de promovendus dat het letsel op latere leeftijd invloed heeft op belangrijke keuzes in het leven, zoals studiekeuze en werk. “Er zijn patiënten die niet de studie konden doen die zij wilden, of deze niet konden afmaken, omdat hun arm minder goed werkt. En binnen de groep patiënten die ooit een baan heeft gehad, gaf de helft aan beperkingen te ervaren in de uitvoering van zijn of haar werk. Dat is fors, maar we zien ook dat patiënten er als het ware ingroeien. Ze leren omgaan met het letsel, waardoor de kwaliteit van leven niet verminderd hoeft te zijn.” Ten slotte concludeerde de promovendus dat patiënten behoefte hebben aan meer informatie over bijvoorbeeld behandelmogelijkheden, hulpmiddelen en vergoedingen om de arm en hand zo functioneel mogelijk te kunnen gebruiken. “Soms lijkt er sprake van gunstig spontaan herstel, maar komen kinderen later toch bij een fysiotherapeut terecht vanwege klachten. Ik pleit daarom voor een strikter follow-up-programma waarbij we de patiënten terugzien op momenten dat ze belangrijke levenskeuzes moeten maken.”

    Bron: LUMC

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    08
    2018

    ADHD-medicatie voor volwassenen goedgekeurd

    Gebruik van methylfenidaat is niet zonder risico’s. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is samen met andere Europese landen akkoord gegaan met het gebruik van Medikinet (methylfenidaat) bij volwassenen. Dit medicijn was tot nu toe alleen goedgekeurd voor kinderen tot 18 jaar maar het wordt in de praktijk wel voorgeschreven aan volwassenen. Het gebruik van methylfenidaat is niet zonder risico’s. Het kan psychiatrische bijwerkingen geven en gebruikers hebben een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Omdat er kans is op deze ernstige bijwerkingen vraagt het CBG psychiaters terughoudend te zijn in het voorschrijven, patiënten regelmatig te controleren zoals in de productinformatie staat en het gebruik regelmatig opnieuw te bekijken. Er is Europese overeenstemming gekomen over het gebruik van methylfenidaat bij volwassenen nadat het CBG zich heeft ingezet om ook een aantal voorwaarden aan het gebruik van dit medicijn te stellen. Zo moet het medicijn voorgeschreven worden door een psychiater, de risico’s op hart en vaatziekten van de patiënt in kaart worden gebracht en de patiënt moet regelmatig worden gecontroleerd. Ook heeft de fabrikant van Medikinet de opdracht gekregen een studie te doen naar de cardiovasculaire en psychiatrische risico’s bij volwassenen met ADHD. Op dit moment gebruiken naar schatting 90.000 volwassenen methylfenidaat terwijl het daar tot nu toe niet voor was toegelaten (off-label gebruik). Collegevoorzitter Ton de Boer zegt hierover: “Vanuit de praktijk merkten we een grote behoefte aan dit middel, wat zich uit in een groot off label gebruik. Aan de andere kant zijn er zorgen over de veiligheid. Dat was de reden voor ons eerdere negatieve standpunt. Nu zijn er in Europees verband afspraken gemaakt om meer grip te krijgen op het gebruik van het middel in de praktijk en daarnaast beter inzicht te krijgen in de omvang van de risico’s als methylfenidaat langdurig wordt gebruikt”. Het CBG is in gesprek met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en patiëntenvereniging Impuls/Woortblind om zo verantwoord gebruik in de praktijk te verbeteren. Gezien de ernstige bijwerkingen vraagt het CBG psychiaters terughoudend te zijn met het voorschrijven en de aanwijzingen in de productinformatie goed op te volgen. Voorschrijvers, apothekers en patiënten worden opgeroepen om bijwerkingen te melden bij het Bijwerkingencentrum Lareb. Methylfenidaat wordt gebruikt bij aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, ook wel bekend als ADHD (attention deficit hyperactivity disorder). ADHD is een aandoening die zich kenmerkt door onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze aandoening komt vooral voor bij kinderen, maar is ook op volwassen leeftijd nog steeds aanwezig. Het medicijn kan helpen om de aandacht en concentratie te verbeteren en impulsief gedrag te verminderen. Ook kinderen met ADHD worden met methylfenidaat behandeld. Er is geen nieuwe informatie die leidt tot gewijzigde adviezen voor kinderen.

    Bron: CBG

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • feb
    08
    2018

    Oud worden in Nederland. Verhalen van veerkracht

    ‘Ouderdom kun je zien als een zoektocht naar veerkracht, naar het vermogen zich aan te passen aan de consequenties van oud worden. Daarom is het belangrijk om veerkracht bij ouderen te onderzoeken’, aldus prof.dr. Martijn Huisman. Hij ziet daarbij een belangrijke plaats voor de mening van ouderen zelf. Huisman is directeur van LASA, de studie naar Nederlandse ouderen. Op 21 december houdt Huisman zijn oratie én viert LASA haar 25-jarig bestaan met een symposium. Ouderdom wordt aan de ene kant dikwijls te negatief verbeeld als een periode van ziekte en verval. Aan de andere kant ligt vaak de nadruk op het overdreven doel om supergezond oud te worden. ‘Veerkracht bij ouderen is een realistischer thema om naar te kijken’, stelt psycholoog en epidemioloog Martijn Huisman. Wat heeft een mens nodig om op een positieve manier oud te worden, in een samenleving waarin we steeds ouder worden én waarin ouderen worden geacht zoveel mogelijk zelfredzaamheid te zijn? Als directeur van LASA, de Longitudinal Aging Study Amsterdam, maakt Huisman in zijn onderzoek vooral gebruik van het enorme bestand aan gegevens die zijn verzameld onder Nederlandse ouderen. Deze gegevens gaan over het lichamelijk, cognitief, sociaal en emotioneel welbevinden van duizenden ouderen vanaf 1992 tot nu. ‘Hieruit hebben we een zogenaamd ‘succesvol oud –index’ ontwikkeld. Daarmee vonden we een kleine groep mensen, iets minder dan 10%, die ondanks een lage sociaal-economische positie succesvol oud waren geworden. Deze mensen kun je als veerkrachtig beschouwen, want een lage sociaal-economische positie hangt veelal samen met gezondheidsproblemen en een kortere levensverwachting.’ Wie zijn deze mensen? Welke kenmerken hebben zij? ‘Dat moeten we nader onderzoeken, want als we dat weten, kunnen we andere ouderen ondersteunen in hun zoektocht naar veerkracht. Wat we wel al weten is dat deze veerkrachtige ouderen beschikten over een combinatie van sociale hulpbronnen, een vertrouwen in eigen kunnen en gevoel van controle, én gelukkig keuzes met betrekking tot leefstijl. Vaak hadden ze nog een partner en ze ontvingen relatief veel instrumentele en emotionele steun van hun sociale netwerk. Ze waren minder vaak rokers en waren meer minuten per dag lichamelijk actief.’ Huisman pleit in zijn oratie voor het vragen naar de mening van ouderen zelf over wat zij verstaan onder veerkracht. Huisman doelt op de oprichting van een soort ouderenpanel: een groep 55+ers die de stem van ouderen kunnen vertegenwoordigen. In 1992 startte LASA, een samenwerking tussen VUmc en de VU, met 3.107 deelnemers van 55 tot 85 jaar uit 11 gemeenten, in drie verschillende regio’s (omgeving Oss, Zwolle, Amsterdam), samen representatief voor de Nederlandse bevolking. De deelnemers worden elke drie jaar uitgebreid geïnterviewd en doen mee aan lichamelijke en cognitieve tests. Naast dit hoofdonderzoek zijn er geregeld deelonderzoeken naar lichamelijk, mentaal, emotioneel en sociaal functioneren en naar de behoefte aan zorg – de centrale thema’s van LASA. Het ministerie van VWS financiert het onderzoek. www.lasa-vu.nl.

    Bron: VUmc

    exed-admin
    Categorieën
    • Nieuws
    • Wetenschappelijk nieuws
  • 1
  • 2
  • Volgende pagina
Zoek op symptoom of ziekte
Disclaimer

De informatie die op deze website staat, komt uit 2017.

Wetenschappelijk nieuws
Oud worden in Nederland. Verhalen van veerkracht
8 februari 2018
Bijsluiters

cbg-meb-logo

De bijsluiters zijn afkomstig van de Geneesmiddeleninformatiebank van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico's en kwaliteit van geneesmiddelen voor mens en dier. Ook beoordeelt het CBG de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen voor de mens. Het CBG is een zelfstandig bestuursorgaan dat onder de Rijksoverheid valt en onafhankelijk beslist over de toelating en bewaking van geneesmiddelen voor de mens. Zie ook: www.cbg-meb.nl.

App: Diagnosehulp

schermafbeelding-2016-10-19-om-09-18-13De Diagnosehulp bevat interactieve vragenlijsten voor 263 ziektes. Door het invullen van een vragenlijst kunt u controleren of de symptomen van een bepaalde aandoening voor u van toepassing zijn. Per lijst zijn er gemiddeld 10 vragen. De Diagnosehulp is alleen beschikbaar als app voor iPhone en iPad. Download de diagnosehulp. Binnenkort is ook de Android-versie (voor o.a. Samsung) beschikbaar.

Richtlijnen CGR

CGR Logo

De informatie op deze website voldoet aan de nieuwe richtlijnen van het CGR voor medische informatie op internet. Tevens wordt voldaan aan de Code Publieksreclame (2015) voor geneesmiddelen van de Reclame Code Commissie.

Disclaimer

De informatie die op deze website staat, komt uit 2017.

  • Disclaimer
  • Privacystatement
  • Sponsoren
Contactgegevens
MixCom Publish
  • Branderweg 5A, 8042 PD Zwolle
  • 038 303 10 70
  • info@mixcom.nl
  • https://mixcom.nl